In zijn cassatieberoep voert de heffingsambtenaar aan dat die proceskostenveroordeling onterecht is, omdat het in de bezwaarfase technisch gezien niet mogelijk was de grondstaffels uit het programma te herleiden hij ze dus niet kon raadplegen en dus ook niet konden worden verstrekt. Deze klacht is op zichzelf juist, omdat de heffingsambtenaar niet kan worden verplicht informatie te verstrekken die hij zelf niet kan raadplegen. De Hoge Raad wijst er echter op dat als een belanghebbende de werking van een door de heffingsambtenaar gehanteerd softwareprogramma wil controleren en zo nodig wil betwisten, de heffingsambtenaar ervoor moet zorgen dat de keuzes, aannames en gegevens die bij dat softwareprogramma zijn gehanteerd, inzichtelijk en controleerbaar zijn. Op die manier wordt voorkomen dat de WOZ-beschikking, vanuit de belanghebbende bezien, het resultaat is van een "black box".