Heringa heeft zich in de strafzaak beroepen op noodtoestand, een vorm van overmacht. Een dergelijk beroep kan worden gedaan bij een conflict van plichten, waarbij een strafbaar feit wordt gepleegd en dus de plicht om de strafwet na te leven niet wordt opgevolgd om aan een moreel zwaarder wegende plicht voorrang te geven. Volgens Heringa was er voor hem zo’n noodtoestand, omdat de huisarts had geweigerd medewerking te verlenen aan euthanasie en hij zich moreel verplicht voelde zijn moeder te helpen bij het realiseren van de door haar uitdrukkelijk gewenste pijnloze, vredige en waardige dood. Als dit beroep op noodtoestand slaagt, is de hulp bij zelfdoding straffeloos.