De sector strafrecht van de Rechtbank Noord-Holland heeft met het Openbaar Ministerie en de advocatuur afspraken gemaakt met betrekking tot de vraag hoe we omgaan met aanhoudingsverzoeken. Deze afspraken zijn vastgelegd in een aanhoudingenprotocol.
Er bestaat inmiddels ook een
landelijk aanhoudingenprotocol.
De rechtbank Noord-Holland volgt het landelijke aanhoudingenprotocol, maar maakt geen gebruik van de mogelijkheid de zaak bij verstek te behandelen en aan de verdachte te laten mededelen dat hij tot vijf werkdagen na de zittingsdatum de gelegenheid heeft een bewijsstuk van de verhindering in te dienen.
Als aanvulling op het landelijke protocol hanteert de strafsector van de rechtbank de volgende uitgangspunten bij meervoudige kamerzittingen:
- In gedetineerdenzaken wordt de advocaat in het voortraject gevraagd of hij nog getuigen wil horen. In niet-gedetineerdenzaken wordt de raadsman voorafgaand aan het appointeren naar zijn verhinderdata gevraagd. Hierbij wordt ook gevraagd of hij nog wensen heeft t.a.v. het horen van getuigen. Bij het appointeren kan daarmee rekening worden gehouden.
- In gevallen waarin de advocaat kans heeft gehad om zijn verhinderdata door te geven, moet bij een eventueel aanhoudingsverzoek wegens verhindering van de advocaat zeer terughoudend worden gedaan.
Bij enkelvoudige kamerzittingen worden de volgende uitgangspunten als aanvulling op het landelijke protocol gehanteerd:
- Er wordt in beginsel niet aangehouden wegens vakanties, andere zittingen, cursussen e.d. van raadslieden of wegens vakanties, werkzaamheden e.d. van verdachten.
- Er wordt in beginsel niet aangehouden voor het uitbrengen van een reclasseringsrapportage.
- Er wordt in beginsel niet aangehouden voor dossierstudie, tenzij de stukken korter dan 3 dagen voor de zitting zijn verstrekt en/of het dossier erg veel feiten bevat of heel omvangrijk is en de verdachte redelijkerwijze niet eerder een advocaat kon inschakelen, dan wel goede redenen had om nog zo laat van advocaat te veranderen.
- Er wordt alleen aangehouden wegens ziekte, indien die ziekte op enige wijze voldoende aannemelijk is aangetoond (datzelfde geldt voor begrafenissen, examens e.d.).