Laden...

DNB mocht de registratiekosten voor cryptodienstverleners niet doorberekenen in het tarief voor doorlopend toezicht

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksCollege van Beroep voor het bedrijfsleven > Nieuws > DNB mocht de registratiekosten voor cryptodienstverleners niet doorberekenen in het tarief voor doorlopend toezicht
Den Haag, 24 juni 2025

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag in hoger beroep uitspraak gedaan in de procedures van een aantal dienstverleners van virtuele valuta (cryptodienstverleners). Zij waren het niet eens met de bedragen die De Nederlandsche Bank (DNB) bij hen in rekening heeft gebracht voor de kosten van doorlopend toezicht over 2020 en 2021. 

Volgens de cryptodienstverleners zijn via de tarieven voor de kosten van doorlopend toezicht ten onrechte kosten voor de behandeling van de registratieaanvragen van cryptodienstverleners in 2020 en 2021 doorberekend. Via de tarieven voor 2021 is bovendien een te groot tekort voor de kosten van behandeling van registratieaanvragen in 2020 bij hen in rekening gebracht. De cryptodienstverleners stellen verder dat de manier waarop de registratieplicht voor cryptodienstverleners in de Wwft is geregeld in strijd is met de registratieplicht in de Europese richtlijn. 

Het CBb heeft vastgesteld dat via de tarieven voor doorlopend toezicht zowel over 2020 als 2021 ook kosten van de behandeling van registratieaanvragen bij de cryptodienstverleners in rekening zijn gebracht. Dat is in strijd met de Wet bekostiging financieel toezicht 2019. Een registratie is een eenmalige handeling en de kosten voor eenmalige handelingen mogen alleen ten laste worden gebracht van degene voor wie de toezichthouder die handeling heeft verricht. In de procedures over 2020 geeft het CBb aan DNB de opdracht om binnen dertig weken nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Daarmee zijn deze procedures geëindigd. 

De procedures over 2021 houdt het CBb aan, omdat niet duidelijk is of de doorberekening van een bedrag voor in 2020 gemaakte kosten in verband met de registratieplicht in lijn is met het EU-recht. Het is de vraag of het opvragen en de beoordeling van bepaalde gegevens in verband met deze verplichting niet verder gaat dan wat de Uniewetgever bij de registratieplicht van artikel 47 van de richtlijn 2015/849 voor ogen heeft gehad. Het CBb vraagt daarom aan het EU-Hof om uitleg van de registratieplicht. Na het antwoord van het EU-Hof zal het CBb deze procedures hervatten.


Deze uitspraak is definitief, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend. 
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: Celeste de Wit, afdeling persvoorlichting, tel. 06 22812976 of Administratie CBb 088 362 3910.





Uitspraken