Het hof oordeelt net als de rechtbank dat de verdachte, ondanks de korte tijd dat hij bij de Albert Heijn binnen is geweest, met voorbedachte raad heeft gehandeld. Gebleken is dat de verdachte al enige tijd wrok koesterde jegens de Albert Heijn, vanwege een aanhouding voor winkeldiefstal waar hij later voor was vrijgesproken. Bij de rechtbank heeft de verdachte steeds verklaard dat hij bij binnenkomst in de Albert Heijn het besluit had genomen om wraak te nemen op de Albert Heijn door een medewerker te steken met een mes.
In hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet uit wraak heeft gehandeld en om een mes vroeg om een appel te schillen. Het hof vindt dit niet aannemelijk en gaat uit van de verklaringen die de verdachte eerder heeft afgelegd.