Het hof oordeelt anders dan de rechtbank. Volgens het hof is het besluit tot ontslag van de drie bestuurders op procedureel juiste wijze en op inhoudelijk dragende gronden genomen.
Na de stemming over het te kiezen bestuursmodel hadden de tegenstanders een brief aan het stichtingsbestuur gestuurd vol kritiekpunten over het (functioneren van) het bestuur en over de besluitvorming rond de keuze voor een bestuursstructuur. Onder meer door de aard van de kritiekpunten en de in de brief gebruikte bewoordingen hebben de overige bestuursleden dit ervaren als een motie van wantrouwen. Zij concludeerden vervolgens dat hierdoor een onherstelbare vertrouwensbreuk was ontstaan. Volgens het hof is deze vertrouwensbreuk het motief voor het besluit de drie tegenstanders te ontslaan, en is dat motief voldoende grond voor het ontslag.