26 juni - Een 21-jarige man is vrijgesproken van het veroorzaken van een ontploffing op 15 mei 2024 in Amsterdam-Noord. Op die dag vond een explosie plaats bij een tandartspraktijk, doordat een cobra 6 op de voorgevel van het pand is geplakt en tot ontploffing is gebracht. Er is een DNA-spoor aangetroffen van de man op de niet-plakkant van de tape die vermoedelijk gebruikt is om de cobra 6 aan het pand te vestigen. Op basis van het dossier kan alleen niet worden vastgesteld op welk moment zijn DNA op de tape terechtkwam. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de man op 15 mei op het plaats delict was, de cobra 6 plaatste en die liet ontploffen. 

De gemeente moet een dakloze Amsterdamse jongen van 19 jaar oud een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning verlenen. Een urgentieverklaring is bedoeld voor mensen in een noodsituatie die dringend een andere woning nodig hebben. De Amsterdammer verbleef in zijn jeugd in diverse jeugdzorginstellingen en is sinds 2023 dakloos. De gemeente stelt zich op het standpunt dat er sprake is van algemene weigeringsgronden, waardoor de urgentieverklaring moest worden geweigerd. De rechtbank oordeelt echter dat in dit specifieke geval sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor het besluit om de urgentieverklaring af te wijzen “onder de streep” leidt tot een onevenredige uitkomst. De rechtbank heeft daarom zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de gemeente aan deze Amsterdammer een urgentieverklaring moet verlenen. 

13 juni De kantonrechter oordeelt dat een aannemer niet aansprakelijk is voor het ongeval van een zzp’er die soms voor hem werkt en wijst de gevorderde schadevergoeding af. De zzp’er wenst een schadevergoeding van zijn opdrachtgever, omdat hij tijdens de uitvoering van werkzaamheden voor de aannemer zijn pink zou hebben verbrijzeld. Dat hij op de gestelde dag steigerwerkzaamheden voor de aannemer heeft verricht is niet gebleken, want dat is door de zzp’er, die zelf niet op de zitting is verschenen, onvoldoende toegelicht. 

24 juni - De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst tussen een woningstichting en een van haar huurders wordt beëindigd, omdat niet is gebleken dat de huurder zelf in de woning woont. Na een tip en een huiszoeking ontstonden twijfels over de woonsituatie van de huurder en bleek dat de woning werd bewoond door een vrouw met haar zoon. De huurder en de vrouw kwamen met tegenstrijdige verklaringen op de zitting over hun woonsituatie en relatie. De vrouw heeft geen huurovereenkomst met de woningstichting. Hierdoor verblijft zij onterecht in de woning en moet ze die ook verlaten.