De voorzieningenrechter stelt vast dat het gebruik van het woord ‘Lego’ door Betonblock geen afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de LEGO-merken. De branche waarbinnen Betonblock opereert, staat immers op grote afstand van het publiek waar de LEGO-groep zich met haar speelgoedproducten op richt. Ook het economisch gedrag van de gemiddelde consument verandert niet door het woordgebruik van Betonblock: er wordt geen doosje speelgoed minder verkocht.
Wel oordeelt de rechter dat Betonblock met het woordgebruik ongerechtvaardigd voordeel trekt. Op de website wordt ‘Lego’ veelvuldig en prominent genoemd. Op één pagina wordt 'Lego' 26 keer genoemd en het staat ook in URL's en koptitels. Betonblock zegt dit te doen om hoger te komen in de zoekresultaten van zoekmachines op internet. Daardoor probeert Betonblock in het kielzog van LEGO-merken mee te varen om van de aantrekkingskracht, de reputatie en het prestige ervan te profiteren, oordeelt de rechter. Betonblock haalt op deze manier voordeel uit de commerciële inspanningen van de LEGO-groep.
De rechter benoemt in het vonnis dat het Betonblock op zich vrijstaat om de LEGO-merken beschrijvend te gebruiken, bijvoorbeeld als het bedrijf (eenmalig) wil uitleggen dat met haar mallen modulaire, stapelbare betonblokken kunnen worden vervaardigd voorzien van noppen, zoals bij de welbekende Lego-steentjes. Maar daar zitten wel grenzen aan. Het overvloedige gebruik van het woord Lego zoals dat tot op heden het geval is, is niet in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel, oordeelt de rechter. Om de vindbaarheid op internet te vergroten, kan Betonblock ook andere middelen inzetten zoals AdWords, wat zij ook al doet, zo bleek op de zitting.
De rechter oordeelt dat Betonblock binnen twee werkdagen de inbreuk op de LEGO-merken moet staken op straffe van een dwangsom van 500 euro per dag dat het bedrijf dit niet nakomt, met een maximum van 50.000 euro.