De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een ernstige bedreiging en vernieling door met een vuurwapen op een woning te schieten. Gelukkig was er op dat moment niemand in de woning aanwezig. Dit had echter ook zo maar anders kunnen zijn en tot zeer ernstig gevaar kunnen leiden voor de bewoners. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit incident uiterst bedreigend en beangstigend moet zijn geweest. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het vuurwapen dat bij het schietincident is gebruikt.
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het delict, wordt hij veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. Dit heeft een sterk pedagogisch karakter en is gericht op het voorkomen van herhaling. Bij de bepaling van de straf weegt de rechtbank enerzijds mee dat de verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis van een andere strafzaak zat. Hij is voor die strafzaak veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat de verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen rol. Uit onderzoek van een psycholoog blijkt dat de verdachte een gedragsstoornis heeft. De verdachte wordt daarom verminderd toerekeningsvatbaar verklaard.
De rechtbank vindt een taakstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank diverse bijzondere voorwaarden. Zo moet de verdachte zich laten begeleiden door een coach, moet hij verplicht in behandeling gaan en moet hij een zinvolle dagbesteding houden. Daarnaast moet de verdachte, samen met de veroordeelde medeverdachten, het slachtoffer een schadevergoeding betalen van ruim 5.200 euro.