Laden...

Jeugddetentie na schietincident waarbij slachtoffer overlijdt in schuurtje Voorburg

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Jeugddetentie na schietincident waarbij slachtoffer overlijdt in schuurtje Voorburg
Den Haag, 03 juli 2025

De rechtbank Den Haag heeft een destijds 18-jarige verdachte veroordeeld nadat hij een 19-jarige jongen doodschoot met wie hij bevriend was. Dat gebeurde op 21 maart 2024 in schuurtje bij een woning in Voorburg. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het slachtoffer niet opzettelijk wilde doden, maar dat hij wel aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld waardoor het slachtoffer is overleden. De rechtbank past het jeugdstrafrecht toe en legt de verdachte jeugddetentie op van 365 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk. 

Incident

De verdachte en het slachtoffer waren op de bewuste dag in een schuurtje in de tuin van de woning waar de verdachte met zijn moeder en broertjes woonde. Het slachtoffer was een vriend en sliep sinds ongeveer een week in dat schuurtje omdat hij tijdelijk geen onderdak had. De verdachte kocht niet lang voor het incident voor zijn eigen veiligheid een omgebouwd gaspistool, zo heeft de verdachte verklaard. Een dag voor het incident testte de verdachte het wapen in bijzijn van het slachtoffer. Het laden van het wapen ging de eerste keer niet goed waarop de verdachte nog twee patronen in het magazijn stopte. Daarna loste hij in een parkje een testschot.

De verdachte heeft verder verklaard dat hij in de nacht van het incident samen met het slachtoffer in het schuurtje muziek heeft geluisterd. De verdachte zou het vuurwapen dat hij na het testschot had opgeborgen, weer tevoorschijn hebben gehaald en de verdachte en het slachtoffer zouden beiden met het wapen hebben gespeeld. Volgens de verdachte heeft het slachtoffer het wapen op zichzelf gericht en de trekker overgehaald, niet wetende dat het vuurwapen nog geladen was. Daarmee heeft het slachtoffer zichzelf per ongeluk doodgeschoten, verklaarde de verdachte.

Onderzoek

Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan waarbij is uitgegaan van twee scenario's: de verdachte schoot het slachtoffer in zijn hoofd terwijl het slachtoffer op de stoel zat, of het slachtoffer schoot zichzelf in zijn hoofd terwijl hij op de stoel zat met het wapen in zijn linkerhand. Het NFI deed onderzoek naar de beschreven schiethouding en de aangetroffen schotresten op het lichaam en kleding van het slachtoffer, om iets te kunnen zeggen over wie er heeft geschoten. Deskundigen hebben schietproeven gedaan en er is een reconstructie geweest met proefpersonen.

Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de rechtbank dat niet het slachtoffer maar de verdachte het dodelijke schot heeft gelost. Immers, als het slachtoffer zelf zou hebben geschoten, dan zouden er veel meer schotresten op de handen en kleding van het slachtoffer te verwachten zijn. Ook duiden de verwondingen van het slachtoffer op een grotere schootsafstand dan voor het slachtoffer fysiek mogelijk zal zijn geweest. 

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt van dood door schuld. De verdachte had eerder een testschot gelost en zich er onvoldoende van vergewist of het vuurwapen daarna werd doorgeladen. Uit het bewijs blijkt dat er nog een patroon in de kamer van het wapen heeft gezeten. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van doodslag omdat hij geen opzet had op de dood van het slachtoffer. Ze waren vrienden, het slachtoffer kreeg onderdak, de verdachte heeft zelf direct 112 geprobeerd te bellen en heeft meteen hulp verleend. De rechtbank gaat daarom uit van een vergissing.

De rechtbank stelt vast dat deze tragische zaak is begonnen met de aanschaf van een omgebouwd gaspistool met munitie. Dat het voorhanden hebben van een vuurwapen extreem gevaarlijk is, is in deze zaak pijnlijk duidelijk geworden. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn onomkeerbaar en onherstelbaar. Het slachtoffer is zijn meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen en zijn nabestaanden moeten verder leven met een groot gemis. 

Straf

De verdachte was ten tijde van het delict net 18 jaar oud. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen omdat zij signalen ziet dat de verdachte zich jonger gedraagt dan zijn leeftijd. Het jeugdstrafrecht heeft een pedagogisch karakter en is sterk gericht op het voorkomen van herhaling. De rechtbank legt daarom jeugddetentie op van 365 dagen waarvan 164 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet de verdachte zich verplicht laten behandelen, krijgt hij een contactverbod met de nabestaanden van het slachtoffer, verplichte dagbesteding en begeleiding. Ook krijgt hij een locatieverbod voor een deel van Den Haag omdat de rechtbank het van belang vindt dat hij zijn oude sociale kringen mijdt. Hij mag niet bij het graf van het slachtoffer komen. Tot slot moet hij nabestaanden een schadevergoeding betalen van ruim 50.000 euro.

Uitspraken