De rechtbank oordeelt dat beide verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan uitbuiting, mishandeling en benadeling van de gezondheid van een verstandelijk beperkt pleegkind. Het is de rechtbank duidelijk dat de vrouwelijke verdachte in een zware periode zat ten tijde van de gepleegde feiten. Haar moeder was overleden, zij nam de zorg van het slachtoffer op zich en haar partner bleek ongeneeslijk ziek. Dit legde begrijpelijkerwijs een grote druk op het gezin. Maar die druk was niet van dien aard dat de vrouwelijke verdachte daar geen weerstand tegen kon bieden. De rechtbank oordeelt dan ook dat er geen sprake was van psychische overmacht.
De rechtbank rekent het de verdachten aan dat zij schaamteloos misbruik hebben gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Tekenend voor dit gedrag vindt de rechtbank niet alleen de kleinerende en agressieve wijze van aanspreken van het slachtoffer, maar ook het geweld dat de verdachten meenden te mogen gebruiken als ze niet deed wat zij wilden. De verdachten hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Het slachtoffer is een kwetsbare jonge vrouw die juist liefde, steun, begeleiding en zorg nodig heeft.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat de vrouwelijke verdachte geen strafblad heeft. De mannelijke verdachte is in het verleden diverse malen veroordeeld voor geweldsmisdrijven waarvoor hij langere tijd vast heeft gezeten. De rechtbank vindt (deels voorwaardelijke) celstraffen passend en geboden. Daarnaast mogen de verdachten vijf jaar geen contact met het slachtoffer hebben en moeten zij haar een schadevergoeding betalen van ruim 6.000 euro.