Laden...

Natuurontwikkelingsproject Bodegraven-Noord mag van start

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Natuurontwikkelingsproject Bodegraven-Noord mag van start
Den Haag, 05 september 2025

De omgevingsvergunning die verleend is voor het natuurontwikkelingsproject tussen de Nieuwkoopse Plassen en de Reeuwijkse Plassen, blijft van kracht. Dat volgt uit een voorlopige uitspraak van de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag. Negentien melkveehouders hadden om een voorlopige voorziening gevraagd, maar hun verzoek wordt afgewezen. 

Het natuurontwikkelingsproject

Het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 21 februari 2025 een omgevingsvergunning verleend aan de provincie Zuid-Holland voor de uitvoering van het natuurontwikkelingsproject Bodegraven-Noord. Het project beslaat een gebied van 290 hectare. Het doel is om een natuurgebied te creëren dat als schakel dient tussen de Natura 2000-gebieden de Nieuwkoopse Plassen en Reeuwijkse Plassen. Zo worden onder meer duikers en bruggen aangelegd om een doorgaand en toegankelijk terrein te creëren. Om de waterhuishouding te optimaliseren worden nieuwe sloten gegraven. Bovendien worden weilanden afgeplagd om de bodemkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te bevorderen. Het project behelst het bouwen van 2 inlaten, 5 stuwen, 45 dammen, 106 duikers, 20 hekwerken, 27 veeroosters en 1 brug en daarnaast het frezen, afgraven en ophogen van gronden.

Bezwaren melkveehouders

Negentien melkveehouders die gronden pachten in en om het gebied, hebben bezwaar gemaakt tegen de verlening van de omgevingsvergunning. Omdat de werkzaamheden begin oktober starten en niet vaststaat of er dan al een beslissing op het bezwaar van de melkveehouders is genomen, vragen de melkveehouders de bestuursrechter nu een voorlopige voorziening te treffen, om onomkeerbare gevolgen voor hun bedrijfsvoering te voorkomen. Ze stellen dat het afgraven en ophogen van de bodem en het realiseren van bouwwerken het gebied ongeschikt zal maken voor agrarisch gebruik. Ook vrezen de melkveehouders dat de waterhuishoudkundige maatregelen voor wateroverlast zullen leiden op hun percelen. Bovendien worden in het gebied stikstofgevoelige natuurtypen aangelegd, wat volgens hen kan leiden tot belemmeringen van de bedrijfsvoering.

Oordeel voorzieningenrechter

Tijdens de zitting hebben de overheden aangegeven dat met het afgraven, ophogen en frezen van de gronden vanaf januari 2026 zal worden gestart. Tegen die tijd zal ook op de bezwaren van de melkveehouders zijn beslist. Daarom doet de rechter geen voorlopige uitspraken over de bezwaren die hiermee te maken hebben.

Wat betreft de overige bezwaren die de melkveehouders hebben aangevoerd, ziet de rechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt dus afgewezen. De omgevingsvergunning bevat weliswaar gebreken, maar deze kunnen in de bezwaarprocedure worden hersteld. De rechter wijst er daarbij op dat voor het project door het hoogheemraadschap al een watervergunning is verleend, waarin de waterhuishoudkundige gevolgen zijn beschreven en getoetst. Daaruit blijkt dat die gevolgen aanvaardbaar zijn. Over de te ontwikkelen natuurtypen oordeelt de rechter dat de omgevingsvergunning daar geen betrekking op heeft. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van nieuwe natuur namelijk al mogelijk. De uitvoeringswerkzaamheden voldoen aan de voorwaarden die het bestemmingsplan daarvoor geeft.

Uitspraken