Laden...

Veroordeling na beëindiging leven vrouw op haar uitdrukkelijke verzoek

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Veroordeling na beëindiging leven vrouw op haar uitdrukkelijke verzoek
Den Haag, 16 juli 2025

De rechtbank Den Haag heeft een 79-jarige man veroordeeld nadat hij het leven van zijn vrouw op haar uitdrukkelijke wens heeft beëindigd door haar te smoren. Dat gebeurde op 19 juli 2024 in Delft. De rechtbank oordeelt onder meer dat de verdachte niet eerst uitputtend heeft gezocht naar mogelijkheden om zijn vrouw te helpen binnen de kaders van de wet. De rechtbank legt hem een celstraf op van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.

Doodswens

De verdachte heeft verklaard hij ruim veertig jaar samen was met zijn vrouw en dat zij sinds enige tijd een doodswens had. Hij heeft toegegeven aan haar verzoek nadat zij hem meermaals had gesmeekt haar te doden. Terwijl haar mond was afgeplakt met tape, heeft hij haar neus dicht geknepen met een rubberen handschoen en steriele doekjes.

Ook uit verklaringen van meerdere familieleden en buren en het medisch dossier van het slachtoffer is gebleken dat het slachtoffer een doodswens had. Vanaf 2024 heeft het slachtoffer ook concrete stappen gezet om haar wens te verwezenlijken. Zo is op 27 februari 2024 namens het slachtoffer een euthanasieverzoek ingediend bij het Expertisecentrum Euthanasie, maar dit verzoek is een ruime maand later afgewezen omdat meer onderzoek naar haar toestand nodig was. Uit de notities die zij rond diezelfde periode in een notitieboekje maakte, blijkt daarnaast dat zij “op" was, rust wilde en haar man ook rust wilde geven. Haar notities bevatten liefdevolle en dankbare woorden over de verdachte, hetgeen overeenkomt met de indrukken die de familie had van hun relatie.

De verdediging vindt dat de verdachte niet strafbaar is omdat er sprake was van overmacht in de zin van een noodtoestand. Dan is er sprake van een conflict van plichten en ook van een acute situatie.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt - anders dan de verdediging heeft bepleit - dat hier geen sprake was van een noodtoestand. De verdachte voelde een conflict tussen het zich houden aan de wet en het helpen van zijn vrouw, waarbij hij aan het laatste voorrang heeft gegeven. Maar hij heeft niet eerst uitputtend gezocht naar mogelijkheden om zijn vrouw te helpen binnen de kaders van de wet. Nadat haar euthanasieverzoek was afgewezen, is er geen opvolgende actie geweest, terwijl euthanasie bij een volgend verzoek misschien nog mogelijk zou zijn geweest. Ook is niet gebleken van een acute noodsituatie op de dag van haar levensbeëindiging. 

De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doden van zijn vrouw op haar uitdrukkelijke en ernstig verlangen. De rechtbank vindt het kwalijk dat de verdachte de regels omtrent vrijwillige voortijdige levensbeëindiging heeft geschonden en het heft in eigen hand heeft genomen. Hij heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. De wijze waarop de verdachte het leven van zijn vrouw heeft beëindigd, vindt de rechtbank mensonwaardig. Ook voor de nabestaanden is het moeilijk te accepteren dat zij geen kans hebben gekregen om op een waardige manier afscheid te nemen.

Strafmaat

De rechtbank vindt een celstraf van 28 maanden passend en geboden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de man kan worden toegerekend, onder meer omdat hij leed aan een depressie die zijn denken heeft vernauwd. De opgelegde straf is lager dan de 8 jaar celstraf die door de officier van justitie is geëist. Dit komt omdat de rechtbank oordeelt dat er sprake is van levensbeëindiging op verzoek en niet van moord. Aan het voorwaardelijke deel van de celstraf verbindt de rechtbank diverse voorwaarden, zoals behandeling door een zorgverlener, woonbegeleiding en het vinden en behouden van dagbesteding. Daar moet de verdachte zich de komende twee jaar aan houden.

Uitspraken