De slachtoffers, telkens personen op hoge leeftijd, werden telefonisch benaderd door een vrouwelijke stem die zei een medewerker van de politie te zijn. Aan de slachtoffers werd verteld dat in de straat was ingebroken, dat een lijst was gevonden waarin het adres van het slachtoffer stond vermeld en dat de politie uit voorzorg waardevolle spullen in bewaring wilde nemen. De beller vroeg aan de slachtoffers welke waardevolle spullen, zoals goud en contant geld, ze in huis hadden. De beller zei vervolgens dat iemand van de politie langs zou komen om het hang- en sluitwerk te controleren, waardevolle spullen veilig te stellen, kopieën te laten maken dan wel te fotograferen voor de verzekering. Aan de deur verscheen een persoon die zich voordeed als een politieagent met de naam en het dienstnummer dat telefonisch aan het slachtoffer was doorgegeven. Deze persoon droeg in enkele gevallen een kledingstuk met daarop het embleem van de politie. De namen die door de daders werden gebruikt blijken van personen te zijn die daadwerkelijk bij de politie als wijkagent in de omgeving werken. De waardevolle goederen werden door de nepagent meegenomen.