De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk in de borst heeft geschoten.
Nadat de verdachte de eerste twee keer de trekker had overgehaald en er een klik hoorbaar was, heeft hij een handeling met het wapen verricht. Het kan niet anders dan dat de verdachte met deze handeling heeft bewerkstelligd dat de derde keer wel een kogel werd afgevuurd die het slachtoffer in de borst trof. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte met zijn handelen opzet had op de dood van het slachtoffer.
Waarom dit is gebeurd, is onduidelijk gebleven. Er mag van geluk worden gesproken dat het slachtoffer goed is hersteld en geen blijvend letsel heeft overgehouden. Een dergelijk schietincident zorgt in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat tussen de verdachte en het slachtoffer een geslaagde mediation (bemiddeling) heeft plaatsgevonden. Dit heeft angst bij het slachtoffer weggenomen en hem geholpen bij de verwerking van hetgeen hem is overkomen.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 6 jaar op zijn plaats. Dat is lager dan de 10 jaar celstraf die de officier van justitie heeft geëist. Dit komt omdat de rechtbank niet bewezen vindt dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Er is daarom geen sprake van poging tot moord.