De rechtbank is van oordeel dat de vrouw zo snel mogelijk moet beginnen aan de voor haar noodzakelijke behandelingen. De straf die haar opgelegd wordt, is daarom lager dan geëist. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, zijnde 281 dagen, passend en geboden. Omdat een stevig forensisch behandelkader noodzakelijk is, wordt aan de vrouw ook de maatregel van TBS met voorwaarden opgelegd. De vrouw is inmiddels opgenomen in een zorginstelling.