Uit een rapport van de reclassering blijkt dat, na het aflegging van zijn verklaringen bij de politie, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zich positief hebben gewijzigd. Er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het gedrag van de verdachte zich ten goede zal keren. De verdachte beseft dat hij behandeling nodig heeft. De rechtbank is zich ervan bewust dat een langdurige vrijheidsbeneming mogelijk zal leiden tot een verdere verslechtering van de maatschappelijke perspectieven van de verdachte. Maar gelet op het meedogenloze gemak waarmee hij kennelijk de aanslag pleegde en daarbij verschillende mensen in levensgevaar bracht, kent de rechtbank in dit geval meer gewicht toe aan het beveiligen van de maatschappij tegen deze verdachte dan aan de leeftijd van de jongen en zijn perspectieven.
De rechtbank vindt 18 maanden jeugddetentie (2 jaar is het maximum) op zijn plaats. Daarnaast krijgt hij een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) opgelegd. Deze plaatsing is geheel voorwaardelijk, zodat de verdachte in dat voorwaardelijke kader kan werken aan zijn persoonlijke problematiek. Hij moet onder meer meewerken aan een klinische behandeling van de GGzE en aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Tot slot moet hij de slachtoffers schadevergoedingen betalen: 103.435,49 euro (jongen), 35.405,36 euro (moeder) en 25.217,60 euro (zus).