De rechtbank spreekt de man vrij van het verwijt. In het strafdossier zitten weliswaar aanwijzingen dat de verdachte wetenschap had van en betrokken was bij in ieder geval de mogelijke voorbereiding van de brandstichting, maar concreet bewijs voor (directe) betrokkenheid als (mede)pleger ontbreekt. Uit zendmastgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte rond het tijdstip van het voorval in de buurt van zijn eigen woning was, en het aangetroffen DNA op de dop en de schroefdraad van een flesje dat bij de explosie werd gebruikt, is niet van de verdachte. Er zijn verder geen aanwijzingen dat de verdachte voor, tijdens of na de brand in de buurt van de plaats delict was. Ook blijkt nergens concreet uit dat de verdachte opdracht gaf tot de brandstichting of dat hij behulpzaam was bij de uitvoering daarvan. Hierdoor kan het verwijt niet wettig en overtuigend worden bewezen.