Een kenmerk van een zedenzaak als deze is dat er bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn: de persoon die aangifte doet en de verdachte. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de vrouw. Ze verklaart consistent en gedetailleerd en haar verklaring wordt ondersteund door andere onderdelen in het dossier. Na het samenzijn met de verdachte belt de vrouw een vriendin en moet huilen. De vriendin gaat naar de vrouw toe en treft haar emotioneel en een soort van verdoofd aan. De verklaring van de vrouw strookt verder met de berichten die ze de verdachte later stuurt. ‘Je hebt gelogen toen ik je vroeg of je condooms bij je had. Want je weet als je nee had gezegd, we niet verder intiem zouden zijn. (…) Dit is niet oke. Ik kan niet geloven dat dit gebeurde en voor ik het wist was je klaar.’
De rechtbank ziet dit alles als voldoende steunbewijs. Dat steunbewijs vindt de rechtbank ook in het feit dat de verdachte in een later bericht van zijn kant de versie van de vrouw lijkt te bevestigen. Steunbewijs is indirect bewijs dat bijdraagt aan de beschuldiging.
De verklaring van de verdachte dat de vrouw ofwel niet gesproken zou hebben over het gebruik van een condoom, ofwel de verdachte de vrouw niet begreep tijdens de geslachtsgemeenschap, is met de combinatie van de aangifte en de steunbewijsmiddelen ongeloofwaardig.