Er is
een rapportage opgesteld door een psycholoog, een psychiater en een milieuonderzoeker.
Er is bij de verdachte volgens de deskundigen sprake van een antisociale
persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken en PTSS. Daarnaast spreekt het
rapport van (ernstige) stoornissen in cannabis- en ander drugsgebruik.
Deze stoornissen hebben zijn gedrag ten tijde van het plegen van het delict
beïnvloed. Zo is er sprake van een beperkte impulscontrole, wantrouwen naar
anderen, een instabiel zelfbeeld, zucht naar middelen en regelmatige
herbelevingen die hem alert en prikkelbaar maakten.
Op basis van de uitgebrachte rapportage gaat de rechtbank ervan uit dat er bij verdachte sprake was van een ziekelijke
stoornis van de geestvermogens ten tijde van de bewezen verklaarde
feiten en zodat het tenlastegelegde in verminderde mate aan hem valt toe te rekenen.