Dat de minister behoefte heeft aan uitbreiding van opsporingsbevoegdheden nu criminelen steeds meer gebruik maken van draadloze netwerken, versleuteling en ‘cloudcomputing’, vindt de Raad begrijpelijk. Er zijn echter wel wat kanttekeningen te plaatsen. Zo vraagt de Raad zich af of het ontsleutelbevel in strijd is met het beginsel dat niemand aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken, zoals vervat in artikel 6 van het EVRM (het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). De minister meent van niet, maar de Raad wijst erop dat rechters daar wel eens anders over kunnen oordelen. Verder moet onder meer gelet worden op het verschoningsrecht van bijvoorbeeld advocaten. Hoe wordt, bij het tappen van computergegevens, gegarandeerd dat hun gegevens buiten beschouwing blijven?