De raadsheer advocaat-generaal stelt voorop dat voor verhaal op de garantsteller niet is vereist dat de eigenrisicodrager failliet is verklaard. Voldoende is dat de eigenrisicodrager zijn verplichtingen jegens het UWV niet, niet tijdig of niet volledig nakomt. Het UWV kan zich direct tot de garantsteller wenden en hoeft niet eerst de faillissementsboedel aan te spreken. Ook hoeft het UWV niet eerst onderzoek te doen naar een eventuele overgang van de onderneming van de eigenrisicodrager, waardoor de betalingsverplichting van de eigenrisicodrager mogelijk is overgegaan naar een andere partij. Het UWV mag afgaan op de bij hem bekende gegevens uit de polisadministratie.
Als het risico van de eigenrisicodrager naar een andere partij is overgegaan (bijvoorbeeld door overgang van onderneming), blijft de oorspronkelijke garantsteller aansprakelijk als deze andere partij zijn verplichtingen jegens het UWV niet nakomt. Dat geldt zowel wanneer het risico is overgegaan vóór faillissement als wanneer dat is gebeurd na het faillissement van de eigenrisicodrager.
Wanneer het UWV een verhaalsbesluit neemt jegens de garantsteller, kan de garantsteller in de bezwaar- en beroepsfase bij de rechter aanvoeren dat het besluit waarin de uitkering aan de eigenrisicodrager is toegerekend (i) evident onjuist is, of (ii) onjuist is omdat zich nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan. Het UWV hoeft dus niet steeds uit te gaan van de rechtsgeldigheid van het toerekeningsbesluit, ook al is dat onherroepelijk geworden.
Een overzicht van alle antwoorden staat in hoofdstuk 11 van de conclusie.