Vanaf maart 2020 golden vanwege de coronapandemie allerlei beperkende maatregelen (o.a. lockdowns). Om de economische gevolgen daarvan te beperken werden verschillende subsidieregelingen ingevoerd. In deze zaak ging over de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3).
Om hun personeel te kunnen blijven betalen konden werkgevers een loonkostensubsidie krijgen. Voorwaarde daarvoor was dat een ondernemer omzetverlies had geleden. Dat verlies werd kort gezegd berekend door de omzet in de 'coronamaanden' te vergelijken met de referentieomzet voor 29 februari 2020. Wie voor die datum geen omzet had, bijvoorbeeld omdat de onderneming pas na die datum is gestart, had volgens de regeling dus geen omzetverlies; en daarom ook geen recht op subsidie.