De Centrale Raad van Beroep volgt in grote lijnen de conclusie van de raadsheer advocaat-generaal en hakt een aantal juridisch-technische knopen door, met als hoofdlijnen:
- Het Uwv kan uitbetaalde uitkeringen verhalen op de verzekeraar, zodra de eigenrisicodrager zijn verplichtingen niet nakomt. Dat verhaalsrecht is dus niet beperkt tot de situatie dat de eigenrisicodrager failliet is.
- Als de eigenrisicodrager niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het Uwv direct de garantsteller aanspreken. Het Uwv hoeft bij faillissement niet eerst de curator aan te spreken om te kijken of de kosten uit de boedel kunnen worden voldaan.
- De garantstelling blijft ook gelden na het faillissement van de eigenrisicodrager. En ook als de onderneming van de failliete eigenrisicodrager wordt overgenomen door een ander bedrijf waarbij het risico van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op dat bedrijf overgaat en het overnemende bedrijf zijn betalingsverplichtingen tegenover het Uwv vervolgens niet nakomt.
Tot slot geeft de Centrale Raad van Beroep in de uitspraak duidelijk aan wat een verzekeraar tegen een verhaalsbesluit van het Uwv kan aanvoeren. Dat is afhankelijk van de vraag of het Uwv al eerder een zogeheten toerekeningsbesluit heeft gestuurd aan de eigen risicodrager. In zo'n toerekeningsbesluit staat welke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor rekening van de eigenrisicodrager komen.