De minister plaatste de honden in quarantaine op een opvanglocatie om besmetting met rabiës (hondsdolheid) bij mens en dier tegen te gaan. In twee aparte zaken vroegen de houders van de honden de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) om teruggave van de dieren. Volgens hen voldoen zij aan de voorwaarden waaronder in de uitspraak van de voorzieningenrechter van het CBb van 16 juni 2022 thuisquarantaine is toegestaan. Hierin gaat de voorzieningenrechter niet mee.

In één zaak gaat het om zeven honden uit een asiel in Lviv. Zij zijn daar uit de stad en omgeving ondergebracht, nadat zij waren verlaten door hun eigenaren die Oekraïne zijn ontvlucht voor het oorlogsgeweld. De honden zijn naar Nederland vervoerd, zonder dat valt vast te stellen of en wanneer zij in Oekraïne tegen rabiës zijn gevaccineerd. Twee honden zijn pas in Nederland voorzien van een chip en een daarmee corresponderend hondenpaspoort. Geen van de honden is een pup. Daardoor is van eenzelfde situatie als in de uitspraak van 16 juni 2022 geen sprake.

Dat is ook niet het geval in de andere zaak. Daarin gaat het om één hond. Aannemelijk is dat dit dier wel is gevaccineerd tegen rabiës, maar niet kan worden vastgesteld wanneer dit is gebeurd. Dat komt omdat de hond geen chip had, maar wel een hondenpaspoort. Ook beschikt de houder van dit dier niet over passende voorzieningen om de hond thuis in quarantaine te houden. Hij woont in een stad en heeft geen buitenruimte met een kennel.