Bij controles nam de NVWA een deel van de honden (ca. 400) van de fokker mee en bracht deze honden naar een professioneel opvangadres. De andere 159 honden en pups liet de NVWA achter bij de fokker.
De fokker vroeg de voorzieningenrechter van het CBb om te beslissen dat de NVWA de meegenomen honden aan hem moet teruggeven. Hierin gaat de voorzieningenrechter niet mee. De voorzieningenrechter gaat ook niet mee in het verzoek van de Stichting House of Animals Foundation om ook de bij de fokker achtergebleven honden en pups weg te halen.
Dit betekent dat er wat betreft de verblijfplaats van de honden op dit moment niets verandert.
Gisteren heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld (Uitspraak 202207245/1/R2 en 202207245/2/R2 - Raad van State) dat de hondenfokkerij in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Volgens de Raad van State heeft de gemeente de hondenfokker daarom terecht een last onder dwangsom opgelegd om binnen zes weken te stoppen met de fokkerij op die locatie.
De uitspraak van de Raad van State staat los van de uitspraak van de voorzieningenrechter van het CBb, die gaat over de gezondheid en het welzijn van de honden.