De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de verdeling voor 2024 opnieuw vastgesteld nadat het CBb in een uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:41) had geoordeeld dat een eerdere verdeling voor dat jaar onbevoegd was gedaan. Daarop heeft de minister het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG gewijzigd en de verdeling voor 2024 op die basis opnieuw vastgesteld. Tegelijk daarmee heeft de minister de verdeling voor 2025 vastgesteld. De Afdeling advisering van de Raad van State had in zijn advies over de wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG aangegeven te betwijfelen of het bevoegdheids-probleem voor de minister daarmee werd opgelost.

Het CBb komt tot het oordeel dat de bevoegdheid van de minister om de verdeling van instroomplaatsen vast te stellen nog steeds niet goed is geregeld. Daarmee zijn de toekenningsbeschikkingen van tafel waarmee de minister de instroomplaatsen voor 2024 en 2025 heeft verdeeld. Er is wel een voorstel om de WMG (Wet marktordening gezondheids-zorg) te wijzigen zodat dit probleem wordt opgelost, maar dat verkeert nog in de conceptfase. Daarom doet het CBb suggesties om in de tussentijd toch op een rechtsgeldige manier de instroomplaatsen te verdelen. Met het oog daarop geeft het CBb ook enkele aanwijzingen over de inhoudelijke kanten van de verdeling. Het CBb stelt namelijk vast dat de minister in twee jaar tijd tweemaal de criteria voor de verdeling ingrijpend heeft gewijzigd met grote gevolgen voor de verdeling, terwijl een opleiding voor een medisch specialist 5 tot 6 jaar duurt. Daarom is voor de opleidingsinstellingen belangrijk dat zij hun opleidings-structuur kunnen behouden en daarvoor hebben zij genoeg instroomplaatsen nodig. De minister heeft daarbij weinig gedaan met deskundige adviezen die zijn uitgebracht over de verdeling. Ook heeft de minister de zorg die zelfstandige behandelcentra leveren niet meegenomen bij het bepalen van de zorgvraag, wat voor sommige specialismen een belangrijk verschil per OOR kan maken.

Deze uitspraak is definitief, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.