Verder oordeelt het CBb dat de minister aan zogenoemde voergeldgevers terecht geen vergoeding heeft toegekend. De wet biedt daarvoor geen grondslag. Voergeldgevers huisvestten nertsen op bedrijven van andere ondernemers, de voergeldnemers. Die stelden tegen betaling hun hokken beschikbaar en verzorgden de dieren. De opbrengsten van de nertsen waren voor de voergeldgevers. Het CBb oordeelt dat de wet de minister alleen bevoegd maakt een vergoeding toe te kennen aan voergeldnemers, niet aan voergeldgevers.
Het CBb is ook niet bevoegd te beoordelen of voergeldgevers op een andere grondslag voor een vergoeding in aanmerking komen. Alleen de burgerlijke rechter mag daarover oordelen.
Hieronder zijn vier ECLI-nummers opgenomen. Deze uitspraken geven het oordeel van het CBb over de verschillende geschilpunten weer die in deze procedure speelden.