Op 29 april 2017 stak de toen 15-jarige verdachte het slachtoffer met een mes in de borststreek. Het slachtoffer werd in het hart geraakt en is daardoor overleden. De aanleiding voor het steken was het feit dat het slachtoffer de enkele weken eerder door de verdachte gekochte en betaalde drugs niet had geleverd. De verdachte voelde zich daarom boos en opgelicht door het slachtoffer. In de weken daarna liet de verdachte aan vrienden weten dat hij het slachtoffer wilde ‘terugpakken’, ‘steken’, ‘slaan’ en soms ‘doodmaken’.
De rechtbank oordeelde dat sprake was van voorbedachte raad en dus van moord. Het hof acht daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig. Dat de verdachte tegen zijn vrienden sprak over ‘doodmaken’, merkt het hof, mede gelet op zijn gedragsstoornis, aan als grootspraak van de verdachte. Het hof acht wel doodslag bewezen.