De verdachte ontkent de brand te hebben gesticht, maar het hof gelooft hem niet. De verdachte heeft namelijk eerder tegen ex-vriendinnen gezegd dat hij in de bewuste nacht in de buurt van de woning van zijn ex-schoonvader was en dat hij toen zag dat de auto in brand stond. Toen de verdachte kort na de brandstichting thuis kwam, is hij gezien door de politie. De politie belde aan, maar de verdachte deed eerst niet open, stopte zijn kleding in de wasmachine en rook daarna sterk naar zeep.
Volgens zijn broer had de verdachte eerder die avond aan hem gevraagd de brand te stichten en heeft de verdachte even later op internet opgezocht hoe hij het beste een auto in brand kon steken.
De verdachte heeft ook voldoende tijd gehad om van zijn toenmalige woonplaats Hoorn naar Zaandijk te rijden, de brand te stichten en terug te rijden. Rond het tijdstip van de brandstichting stond de telefoon van de verdachte namelijk ongeveer een uur en een kwartier uit, terwijl die telefoon vóór de brand en daarna een zendmast in Hoorn aanstraalde. De verdachte heeft gesteld in die periode naar Apeldoorn en terug te zijn gereden. Dat gelooft het hof niet, ook al omdat dat niet kan binnen die tijd.