Het hof oordeelt dat de twee voorgenomen maatregelen niet in strijd zijn met regels van nationaal en Europees recht. Hiermee komt het hof tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter. Die was van oordeel dat de Staat een bepaalde procedure (de zogenaamde ‘evenwichtige aanpak’ ofwel ‘balanced approach’ procedure) had moeten doorlopen die volgens de Europese Geluidsverordening geldt voor geluidsmaatregelen die een ‘exploitatiebeperking’ inhouden in de zin van die verordening.
Het hof oordeelt dat deze Europese regels niet van toepassing zijn op de voorgenomen maatregelen. De Experimenteerregeling is een tijdelijk en kortdurend experiment ter voorbereiding van eventuele toekomstige aanpassingen van de geldende geluidsregels waarvoor de Staat de ‘balanced approach’-procedure volgt. Het stoppen met anticiperend handhaven betekent dat een eind wordt gemaakt aan een tijdelijke gedoogsituatie waarin de geldende regels beperkt worden gehandhaafd. Volgens het hof volgt uit de Geluidsverordening niet dat de luchtvaartmaatschappijen er recht op hebben dat de illegale situatie die de Staat gedoogde onveranderd in stand blijft. Ook oordeelt het hof dat de voorgenomen maatregelen niet evident in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.