De filmmaker maakt op dit moment een film met gebruik van eind vorig jaar gemaakte opnames van Houellebecq. De filmmaker wil die film over een paar weken uitbrengen, onder meer op internet. Houellebecq en de filmmaker sloten een overeenkomst die de filmmaker daarbij in principe de vrije hand geeft. Houellebecq vordert onder meer een verbod om de film uit te brengen. Hij maakt zich naar aanleiding van een trailer en een interview dat de filmmaker heeft gegeven zorgen dat de film schadelijk zal zijn voor zijn reputatie. Hij verwacht namelijk dat de filmmaker de afspraken die zij maakten over 'een spel van feit en fictie' niet zal respecteren.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam wees alle vorderingen van de Franse schrijver af. De voorzieningenrechter vond wel dat de overeenkomst onevenwichtig was. Het gerechtshof komt tot een andere beslissing.

Volgens het gerechtshof is er, vanwege opmerkingen van de filmmaker in een interview, een serieuze kans dat hij de afspraken niet goed zal naleven. Als de film eenmaal op internet staat kan de schade niet meer teruggedraaid worden. Daarom moet de filmmaker de film zoals hij die wil uitbrengen van tevoren aan Houellebecq laten zien. Als de Franse schrijver bezwaren heeft en de filmmaker de film niet wil aanpassen kan hij opnieuw naar de rechter gaan.