Naar aanleiding van onjuistheden in een proces-verbaal van een getuigenverhoor had J. aangifte gedaan van onder meer valsheid in geschrift. In verband met de objectiviteit heeft de Rijksrecherche de aangiftes onderzocht onder leiding van de officier van justitie in Noord-Holland. Deze officier van justitie heeft in januari 2019 besloten dat strafvervolging niet nodig was. Over deze beslissing is geklaagd bij het gerechtshof Amsterdam.

Het gerechtshof heeft in zijn beslissing overwogen dat voor zover er onjuistheden in het proces-verbaal staan, niet te verwachten valt dat die tot een strafrechtelijke veroordeling kunnen leiden. Daarbij vindt het hof ook van belang dat in de strafzaak tegen klager, waarin eerder de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had verklaard, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2019 dat vonnis heeft vernietigd. Daarbij heeft het hof toen overwogen dat uit niets is gebleken van een poging tot misleiding van de rechter.

Tegen de beslissing van het gerechtshof Amsterdam is geen hoger beroep mogelijk. Zie ook: meer informatie over de artikel 12-procedure Wetboek van Strafvordering.