Op donderdag 7 december 2017 heeft beklaagde, met een zogeheten Palestijnse sjaal voor zijn gezicht en met een Palestijnse vlag in de hand, een aantal ramen van een kosher restaurant in Amsterdam ingeslagen en een Israëlische vlag uit het restaurant gehaald. Hierbij riep hij onder andere “Allahu Akbar”. Het restaurant was op dat moment gesloten en er waren geen mensen. De politie was snel ter plaatse en heeft beklaagde aangehouden. De man heeft bekend dat hij de ruiten heeft ingeslagen en de vlag heeft gepakt. Hij zou de vlag op straat hebben willen verbranden.

Een belanghebbende kan beklag doen bij het gerechtshof naar aanleiding van een beslissing van het Openbaar Ministerie iemand niet strafrechtelijk te vervolgen. In dit geval is de beklaagde wel vervolgd en moest hij op 20 december 2017 voor de rechtbank Amsterdam verschijnen voor het inslaan van 1 of meer ruiten en diefstal van een vlaggenstok met vlag. De klagers wilden met deze beklagprocedure bereiken dat aan de man zwaardere feiten worden verweten. In het bijzonder wensen zij dat de zaak als terroristisch misdrijf wordt berecht.

Het hof gaat niet mee in de wens van de klagers, de eigenaren van het restaurant. Niet valt te verwachten dat de strafrechter voldoende bewijs kan vinden dat beklaagde het uitdrukkelijke doel had om het ernstige vreesaanjagende effect te bereiken dat nodig is om de feiten als terroristisch misdrijf aan te kunnen merken. Het hof overweegt hierbij dat de feiten die in dit dossier aan de orde zijn betreffen het met een stok een of meer ruiten inslaan en een Israëlische vlag wegnemen en dat beklaagde niets bij zich had om de vlag in brand te steken.

Het hof vindt dat het strafmaximum van ruim vijf jaar, dat voor diefstal en vernieling samen kan worden opgelegd, voldoende mogelijkheden biedt voor een juiste straftoemeting als de man veroordeeld wordt.