Op 3 september 2016 raakten de 2 mannen op de Wallen slaags met een groep uit Voorthuizen. Nadat de vechtpartij ten einde was, liepen de 2 weg. Zij werden achtervolgd door de groep. 1 van de 2 Roemeense mannen belandde onvrijwillig in een gracht. Toen hij daar weer uit klom, zag hij dat zijn vriend viel door 2 duwen van het latere slachtoffer. Deze had niet deelgenomen aan het eerdere gevecht, maar hoorde wel bij de groep. Om zijn vriend te verdedigen, gaf de man het slachtoffer 1 vuistslag tegen het hoofd. Het slachtoffer overleed de volgende dag aan de gevolgen van die vuistslag. 

Het hof is, met het Openbaar Ministerie (OM) en eerder de rechtbank, van oordeel dat niet te voorzien was dat de vuistslag dermate ernstige gevolgen zou hebben. Van opzet op de dood was dan ook geen sprake. Voorts vindt het hof dat onder de geschetste omstandigheden sprake was van een gerechtvaardigde, verdedigende gedraging van de man. Het is tragisch dat de door hem gegeven vuistslag heeft geleid tot de dood van het slachtoffer, maar dat onvoorziene ernstige gevolg maakt de beoordeling van de noodweer niet anders. 

Het OM en de verdediging vonden dat de mannen ook bij het eerste deel van de vechtpartij uit zelfverdediging hadden gehandeld. Het hof verwerpt dat beroep op noodweer, omdat beide mannen zich bij het begin van de vechtpartij agressief en aanvallend gedroegen.