De Albanese en Vietnamese vreemdelingen, waaronder minderjarigen, zouden op 15 augustus 2015 van IJmuiden met een zeiljacht oversteken naar Engeland. Het zeiljacht was 8,75 meter lang en iets meer dan 3 meter breed en was dus met de 24 vreemdelingen zwaar overbeladen. Bovendien verkeerde het in een gebrekkige technische staat, ontbraken er geschikte reddingsmiddelen en waren de verdachten, die de boot zouden besturen, niet getraind: zij waren pas kort van te voren gaan oefenen met zeilen. Omdat er storm was voorspeld, sloegen getuigen in de haven alarm. De Koninklijke Marechaussee kon voorkomen dat het zeiljacht is uitgevaren.
Het hof oordeelde dat het volstrekt onverantwoord was met het zeiljacht de oversteek naar Engeland te maken. Het vaargebied kenmerkt zich door sterke stromingen en drukke scheepvaart. Zelfs met een goed getrainde bemanning was de kans op schipbreuk bijzonder groot. Het hof concludeert dan ook dat er voor de vreemdelingen levensgevaar bestond bij de oversteek naar Engeland. Dit gevaar was voorzienbaar voor de verdachten.