Voorafgaand aan de wedstrijd Ajax-Celtic op 6 november 2013 vonden er ernstige ongeregeldheden plaats op de Dam in Amsterdam. De ME en andere (al dan niet geüniformeerde) politie-eenheden hebben moeten optreden. Zij werden daarbij door een grote groep Celtic-supporters met blikjes, flessen en andere voorwerpen bekogeld.

De 3 Celtic-supporters in kwestie worden ervan verdacht dat zij zelf daadwerkelijk met voorwerpen hebben gegooid dan wel anderszins fysiek geweld tegen politieambtenaren hebben gepleegd. De 3 verdachten ontkennen. De kern van het belastende bewijsmateriaal bestaat uit processen-verbaal van politieambtenaren die slachtoffer van het betreffende geweld waren dan wel daarvan getuige zouden zijn geweest.

Pas in een laat stadium in hoger beroep zijn beelden van de incidenten boven water gekomen. Het hof heeft daarop geconstateerd dat hetgeen in de processen-verbaal is opgenomen, op wezenlijke punten en waar het de kern van de verwijten tegen de verdachten betreft, niet strookt met de waarheid. Ander bewijs ontbrak in deze zaken. Hoewel het hof oog heeft voor de chaotische en gevaarlijke werkomstandigheden van de politie op dat moment, benadrukt het hof het cruciale belang van een juiste verslaglegging door de politie. De gevolgen voor de 3 verdachten – waaronder veroordeling door de politierechter tot gevangenisstraffen – zijn aanzienlijk geweest. Gelet op een en ander oordeelt het hof dat de verzuimen dermate ernstig zijn geweest dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging.

De arresten worden later gepubliceerd.