De civielrechtelijke en de strafrechtelijke route lopen in deze zaak naast en gescheiden van elkaar, zonder dat deze procedures in juridisch opzicht in enige zin ‘connected’ zijn. Dat wil zeggen dat de invordering onverminderd doorgaat, ongeacht wat de uitkomst is in de strafzaak en omgekeerd. Dat is volgens het hof mede gezien het oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 2015 in het kader van het beginsel van ne ‘bis’ in idem een ontoelaatbare dubbeltelling. Het hof vindt dat in dit geval sprake is van een uitzonderlijke samenloop van het civielrechtelijk en strafrechtelijk traject, die op gespannen voet staat met het ne bis in idem-beginsel.