Volgens het hof is de afdrachtregeling van de SP, waarbij SP’ers door een cessieovereenkomst de overheid waaraan zij als volksvertegenwoordiger zijn verbonden rechtstreeks hun bezoldiging aan de SP laten uitbetalen, in strijd met de openbare orde. Door de cessie van de vergoeding van het Statenlid aan de SP kunnen de onafhankelijkheid en het vrije mandaat van het Statenlid in gevaar komen.

Als gevolg van de cessieovereenkomst zou het Statenlid de vergoeding niet langer van de provincie Noord-Holland, maar van de SP ontvangen. Hierdoor zou het Statenlid in een positie komen te verkeren waarin zij voor de ontvangst van de vergoeding afhankelijk is van de SP. Daarmee zou het Statenlid zich genoodzaakt kunnen zien eventuele (stem)instructies van de SP op te volgen. Hierdoor kunnen het lastverbod en het vrije mandaat in gevaar komen. Om die reden is de cessieovereenkomst in strijd met de openbare orde en dus nietig.
Het staat het SP-Statenlid vrij om de door haar ontvangen vergoeding zelf geheel of gedeeltelijk aan de SP af te dragen.

Eind 2019 besliste de rechtbank Noord-Holland in deze zaak al hetzelfde. Dat oordeel is in hoger beroep nu bekrachtigd.