De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook volgens het hof
is de vergoeding van € 150 belast.
Het hof baseert zijn oordeel vooral op de wetsgeschiedenis van de
vrijwilligersregeling. Daaruit blijkt dat, bij de vraag of iemand beroepshalve
werkzaamheden verricht, van belang is of de vergoeding ‘in redelijke mate in
overeenstemming is met de (aard van de) verrichte werkzaamheden’. Bij een
‘marktconforme beloning’ is geen sprake van vrijwilligerswerk; een belangrijk
kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een eventuele vergoeding meer het
karakter heeft van een forfaitaire kostenvergoeding. Een vergoeding hoger dan de
genoemde ‘safe harbour’-bedragen is niet per definitie ‘marktconform’, maar de
belanghebbende moet dit dan wel aannemelijk maken.
Het hof heeft vastgesteld dat voor het werk als stembureau-lid minimaal een mbo
werk- en denkniveau is vereist. Verder heeft het hof aangenomen dat de
belanghebbende in totaal 19 uren aan de werkzaamheden heeft gespendeerd en dat
zijn kosten zeer gering waren.
Gelet hierop oordeelt het hof dat een
vergoeding van € 150 dan zozeer afwijkt van hetgeen als een forfaitaire
kostenvergoeding en een kleine vergoeding voor de inzet is te beschouwen, dat
deze niet als een onbelaste vrijwilligerswerkvergoeding kan worden beschouwd.
Dat een vergoeding van (omgerekend) € 7,89 per uur lager is dan het gemiddelde
(bruto) loon van een mbo’er maakt dat niet anders.