3.9.1 Toelichting
De volgende toelichting dient ter vergroting van het inzicht in en de betekenis van de doorlooptijden. Bij het geven van inzicht in de doorlooptijden moet onderscheid gemaakt worden tussen verzoekschriftprocedures en dagvaardingsprocedures.
Bij de berekening van doorlooptijden in de verzoekschriftprocedures zijn, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, alleen die zaken meegenomen waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Op een uitspraak in een enkele zaak na is aan de uitspraken in de categorie ‘Overige enquêtebeschikkingen’ (zie 3.3.1) geen mondelinge behandeling voorafgegaan. De doorlooptijden van die uitspraken zijn dus niet meegenomen en zijn ook weinig relevant omdat het vaak regie-getinte beslissingen zijn waarvan de doorlooptijd doorgaans niet meer dan een of enkele weken is. Andersom is, een enkele uitzondering daargelaten, aan enquêtebeschikkingen in eerste en tweede fase steeds een mondelinge behandeling voorafgegaan. De doorlooptijden van die zaken zijn wel opgenomen en zijn ook relevant, omdat het materiële beslissingen betreft (toe- of afwijzing enquêteverzoek etc.). Alleen de eerste mondelinge behandeling en de eerste daaropvolgende beslissing worden gebruikt voor de berekening van doorlooptijden.
Hierna worden de onder vermelde categorieën doorlooptijden weergegeven. De doorlooptijden zijn gemeten in kalenderdagen.
- De behandelperiode van de meest voorkomende zaken ingeleid met een verzoekschrift waarin in 2021 een zitting heeft plaatsgevonden (3.9.2);
- De beslisperiode van zaken waarin in 2021 uitspraak is gedaan (3.9.3);
- De totale doorlooptijd per zaak van uitkoopzaken die in 2021 geëindigd zijn (3.9.4);
- De mate waarin de ter zitting aangekondigde uitspraaktermijn is gehaald (3.9.5).
Aan voormelde categorieën liggen niet steeds dezelfde zaken ten grondslag. Bij de berekening van doorlooptijden is wel steeds vastgehouden aan de regel dat verschillende zaken die materieel één geschil vormen, gezamenlijk één keer in de desbetreffende berekening van de doorlooptijd worden geteld.
3.9.2 Behandelperiode verzoekschriftprocedures
Bij zaken die aanhangig worden gemaakt bij verzoekschrift bepaalt de Ondernemingskamer, met inachtneming van de spoedeisendheid van de zaak en de verhinderdata van partijen en de beschikbare zittingsdata, het tijdstip van de mondelinge behandeling. De tijd die verstrijkt tussen de dag van indiening van het verzoek en de behandeling ter zitting wordt hierna aangeduid als de behandelperiode.
In dagvaardingsprocedures heeft de Ondernemingskamer nauwelijks invloed op de termijn die verstrijkt tussen het aanbrengen van de zaak op de rol en het moment waarop partijen arrest vragen. De duur van die periode is onder meer afhankelijk van het tempo waarin partijen procederen en of gedaagden al dan niet in de procedure verschijnen (en zo niet of tegen hen zonder meer verstek kan worden verleend).
Om bovenstaande redenen worden hieronder slechts gegevens weergegeven over de behandelperiode in verzoekschriftprocedures, niet ook in dagvaardingsprocedures. De betekenis die kan worden gehecht aan de (ontwikkeling van) de behandelperiode in verzoekschriftprocedures is niet eenvoudig vast te stellen. Het komt voor dat voor de mondelinge behandeling in overleg met partijen een langere termijn wordt gepland of dat de mondelinge behandeling op verzoek van partijen wordt uitgesteld. In algemene zin kan niet gesteld worden dat een kortere behandeltijd beter is; de ideale behandeltijd doet recht aan de spoedeisendheid van de concrete zaak en de belangen van partijen bij een voldragen debat voorafgaand aan de beslissing van de Ondernemingskamer. In welke mate de behandeltijd daaraan voldoet is niet uit de cijfers af te leiden.
De behandelperiode laat zien het aantal dagen tussen:
- de dag van indiening van het verzoekschrift en
- de dag in 2021 waarop de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Daar zitten dus ook verzoekschriften bij die partijen vóór 2021 hebben ingediend en/of waarop de Ondernemingskamer na 2021 uitspraak heeft gedaan. Eveneens zitten daar dus zaken in die na de zitting in 2021 zijn ingetrokken en niet tot een uitspraak hebben geleid.
Soms wordt de behandeling van een zaak aangehouden, in het geval partijen met elkaar gaan praten over een minnelijke regeling of zij een mediation-/procesbegeleidingstraject met elkaar gaan volgen. Als de Ondernemingskamer vervolgens wordt gevraagd de behandeling voort te zetten en/of (alsnog) te beslissen op het verzoek, wordt die datum als aanvangsmoment (i) gehanteerd.
Let wel: in sommige gevallen wordt de behandelperiode per categorie van procedures in onderstaande tabel 17 berekend aan de hand van de totale behandelperiodes van verschillende subcategorieën van procedures. Zo wordt de categorie ‘Enquête eerste fase’ in die tabel gevormd door de subcategorieën
- verzoeken om (uitsluitend) enquête,
- verzoeken om zowel enquête als onmiddellijke voorzieningen en
- zaken om aanvullende onmiddellijke voorzieningen.
In de jaren 2019 en 2020 is telkens het gemiddelde genomen van de totale behandelperiodes per subcategorie. Daarbij is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat procedures van de ene subcategorie (veel) vaker kunnen voorkomen dan de andere. Zo is de categorie ‘Enquête eerste fase’ voor het overgrote deel opgebouwd uit verzoeken om zowel enquête als onmiddellijke voorzieningen. Aan deze (veel) vaker voorkomende subcategorieën behoort bij de berekening van het gemiddelde dan ook een (veel) groter gewicht te worden toegekend. Dit ‘gewogen gemiddelde’ geeft een realistischer beeld van de behandelperiode per categorie van procedures, vanwege de kleinere invloed die (veel) minder voorkomende subcategorieën van procedures daarop hebben. Tabel 17 laat voor 2021 de gewogen gemiddelden zien. Onder 2019 en 2020 zijn de behandelperiodes uit de vorige jaarverslagen vermeld, met – om vergelijking met 2021 mogelijk te maken – in de voetnoot de behandelperiode op basis van een gewogen gemiddelde.
Tabel 17
Enquête eerste fase | 51 | 75*Indien gewogen gemiddelde: 52 dagen | 47**Indien gewogen gemiddelde: 63 dagen |
---|
Enquête tweede fase | 78 | 89 | 53***Indien gewogen gemiddelde: 91 dagen |
---|
WOR | 45 | 79 | 67 |
---|
Overige
| 250****Mede gebaseerd op de Wft-zaak inzake Conservatrix, met een uitzonderlijk lange behandelperiode van 1403 dagen; zonder deze zaak 58 dagen | 72 | 76
|
---|
* Indien gewogen gemiddelde: 52 dagen.
** Indien gewogen gemiddelde: 63 dagen.
*** Indien gewogen gemiddelde: 91 dagen.
**** Mede gebaseerd op de Wft-zaak inzake Conservatrix, met een uitzonderlijk lange behandelperiode van 1403 dagen; zonder deze zaak 58 dagen.
3.9.3 Beslisperiode
De beslisperiode is de periode die verstrijkt tussen de datum waarop partijen de Ondernemingskamer vragen uitspraak te doen en de datum waarop de Ondernemingskamer uitspraak doet. Die termijn is zowel in verzoekschriftprocedures als in dagvaardingsprocedures relevant. In het algemeen hebben partijen behoefte aan een zo kort mogelijke beslisperiode. Het komt echter ook voor dat partijen de Ondernemingskamer verzoeken de uitspraak aan te houden (bijvoorbeeld vanwege schikkingsonderhandelingen), hetgeen leidt tot een langere beslisperiode. In verzoekschriftprocedures kondigt de Ondernemingskamer in de regel aan het eind van de zitting aan op welke termijn zij naar verwachting uitspraak zal doen. Die termijn verschilt per zaak en houdt in de regel verband met de mate van spoedeisendheid. Ook wordt bijgehouden in welke mate die aangekondigde termijn wordt gerealiseerd (zie hierna 3.9.5).
De beslisperiode laat zien het aantal dagen tussen:
- de dag waarop de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden/arrest is gevraagd en
- de dag waarop de Ondernemingskamer in 2021 uitspraak heeft gedaan.
Let wel: wat betreft de beslisperiodes in tabel 18 geldt hetzelfde als hierboven in 3.9.2 is opgemerkt over de behandelperiodes in tabel 17. Tabel 18 laat voor 2021 de gewogen gemiddelden zien. Onder 2019 en 2020 zijn de beslisperiodes uit de vorige jaarverslagen vermeld, met – om vergelijking met 2021 mogelijk te maken – in de voetnoot de beslisperiode op basis van een gewogen gemiddelde.
Tabel 18
Enquête eerste fase | 46 | 61*indien gewogen gemiddelde: 64 dagen | 47**indien gewogen gemiddelde: 63 dagen |
---|
Enquête tweede fase | 113 | 192 | 105****** Indien gewogen gemiddelde: 82 dagen |
---|
WOR | 47 | 51 | 28 |
---|
Overige | 71 | 31 | 56 |
---|
Uitkoop | 55 | 93 | 129 |
---|
Geschillenregeling | 142 | 98 | 73 |
---|
* indien gewogen gemiddelde: 64 dagen.
** Indien gewogen gemiddelde: 63 dagen.
*** Indien gewogen gemiddelde: 82 dagen.
3.9.4 Totale doorlooptijd van uitkoopzaken
De totale doorlooptijd per zaak is de gehele periode vanaf het aanbrengen tot de uitspraak waarmee een einde aan de procedure komt. Deze periode is in de afgelopen jaren slechts met betrekking tot de uitkoopprocedure in het jaarverslag vermeld.
In enquêtezaken is de totale doorlooptijd per zaak niet een goed hanteerbaar begrip. Een beschikking waarbij een enquêteverzoek wordt toegewezen, is een eindbeschikking waartegen cassatie openstaat, maar is niet het einde van de enquêteprocedure. Op toewijzing van het enquêteverzoek volgt immers het onderzoek en lopen eventueel getroffen onmiddellijke voorzieningen. In die periode kunnen nieuwe onmiddellijke voorzieningen worden getroffen en kunnen de onderzoeker en procespartijen verzoeken ten aanzien van het onderzoek doen. De duur van het onderzoek is mede afhankelijk van factoren waarop de Ondernemingskamer slechts geringe invloed heeft; de complexiteit van het onderzoek, problemen met de financiering van het onderzoek of schikkingsonderhandelingen.
In WOR-zaken heeft de totale doorlooptijd per zaak geen praktische betekenis naast de totale doorlooptijd per beslissing omdat in die zaken de procedure (vrijwel) altijd eindigt met de eerste beslissing na de mondelinge behandeling.
De totale doorlooptijd per zaak toont het aantal dagen tussen:
- de dag van aanbrengen op de rol van een uitkoopprocedure en
- de dag van de uitspraak in 2021 waarmee de procedure tot een einde komt.
Dit jaar zal naar verwachting voor het laatst de gemiddelde totale doorlooptijd van uitkoopzaken in het jaarverslag worden vermeld. De totale doorlooptijd per zaak kan meerdere behandel- en beslistermijnen omvatten, bijvoorbeeld indien eerst bij tussenarrest een waarderingsdeskundige wordt benoemd en na het deskundigenbericht een eindarrest wordt gewezen. Hierdoor kunnen de totale doorlooptijden van uitkoopzaken enorm van elkaar verschillen. Ook speelt een rol dat het aantal uitkoopzaken in absolute zin erg klein is (drie eindarresten in 2021). Het gemiddelde van deze totale doorlooptijden per jaar zegt dan ook niet zoveel, ook niet in vergelijking met de gemiddelde totale doorlooptijden van voorgaande jaren. Een zaak die bijzonder lang heeft gelopen, zorgt immers voor een forse vertekening van het gemiddelde. Het heeft ook geen zin om zo’n ‘vertekenende zaak’ buiten de berekening van het gemiddelde te houden, omdat dit dan op een miniem aantal zaken is gebaseerd. De Ondernemingskamer is voornemens om voortaan, bij een vergelijkbaar laag aantal eindarresten in uitkoopzaken, de afzonderlijke doorlooptijden van deze zaken in het jaarverslag te vermelden. De doorlooptijden van de drie in 2021 uitgesproken eindarresten in uitkoopzaken waren 56 dagen, 168 dagen en 2.632 dagen.
Tabel 19
Uitkoop | 952*Mede gebaseerd op de Xeikon-zaak, die in verband met een andere procedure is aangehouden; zonder deze zaak 112 dagen (op basis van slechts twee zaken) | 199 | 572**Mede gebaseerd op de Sirowa-zaak waarin (het ongebruikelijk hoge) aantal van vier arresten is gewezen; zonder deze zaak 347 dagen. |
---|
* Mede gebaseerd op de Xeikon-zaak, die in verband met een andere procedure is aangehouden; zonder deze zaak 112 dagen (op basis van slechts twee zaken).
** Mede gebaseerd op de Sirowa-zaak waarin (het ongebruikelijk hoge) aantal van vier arresten is gewezen; zonder deze zaak 347 dagen.
3.9.5 Aangekondigde uitspraaktermijn ter zitting
Tabel 20
Minder dan 2 weken | 11 | 33% |
2-4 weken | 13 | 39% |
4-6 weken | 4 | 12% |
Meer dan 6 weken | 5 | 15% |