Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van 14 jaar geëist. Deze straf had ook de officier van justitie bij de rechtbank geëist.
Het hof komt tot een hogere straf, omdat het hof onder andere veel gewicht hecht aan de koelbloedige wijze waarop het slachtoffer om het leven is gebracht en omdat het hof, anders dan de rechtbank, het bewezenverklaarde feit volledig aan de verdachte toerekent.
Het hof heeft daarbij ook het door verdachte gedaan beroep op overmacht verworpen, omdat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte jarenlang stelselmatig door het slachtoffer is mishandeld en zij daardoor zou lijden aan het “battered women syndrome”.