Verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. Hij zou in die fatale nacht hebben gehandeld uit zelfverdediging. Het slachtoffer was agressief en zou hem zijn aangevallen met een mes. Hij heeft het mes uit haar handen geslagen, maar ze bleef agressief waarna hij haar een vuistslag gaf tegen haar neus. Vervolgens is verdachte op haar gaan zitten en heeft hij haar keel dichtgeknepen. De rechtbank had geoordeeld dat de verklaringen van de man over die aanval aannemelijk zijn en dat noodweer aannemelijk geworden is.
Het hof komt tot een andere beslissing dan de rechtbank. Het hof concludeert dat verdachte diverse tegenstrijdige, ongeloofwaardige en aantoonbaar onjuiste verklaringen heeft afgelegd. Verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd over het mes waarmee hij aangevallen zou zijn en over hoe het slachtoffer het mes vasthield toen zij hem aanviel. Bovendien is het mes waarmee verdachte zegt te zijn aangevallen, niet gevonden. Ook is een T-shirt van verdachte, dat het slachtoffer in haar aanval kapot zou hebben gemaakt, niet gevonden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij geen bloed heeft gezien, terwijl er juist heel veel bloedsporen van het slachtoffer zijn aangetroffen in het chalet, en op goederen waarmee hij haar lichaam in de auto heeft bedekt, waaronder het dekbed. Deze bloedsporen kunnen alleen maar zijn ontstaan bij het geweld in het chalet dat de verdachte tegen (de neus van) het slachtoffer heeft uitgeoefend of het opruimen van de gevolgen daarvan. Er is sprake geweest van zoveel bloedverlies dat het niet geloofwaardig is dat verdachte geen bloed heeft gezien. Daar komt bij dat verdachte in strijd met de waarheid heeft verklaard over het verslepen van het lichaam en het verbergen daarvan in de auto. Tot slot is ook van belang dat in het dossier verschillende andere motieven dan noodweer naar voren komen als motief voor de doodslag. Het hof vindt de verklaringen van verdachte, die erop neerkomen dat het slachtoffer hem aanviel met een mes, dan ook niet aannemelijk.
Ten overvloede heeft het hof ook nog overwogen, dat zelfs als ervan uit zou worden gegaan dat het slachtoffer verdachte met een mes heeft aangevallen, deze noodweersituatie is geëindigd op het moment dat verdachte het mes uit de handen van het slachtoffer had geslagen en zeker nadat hij haar met een gerichte vuistslag in haar gezicht tegen de grond had geslagen. Nadat verdachte ook nog boven op haar was gaan zitten, had hij voldoende fysiek overwicht – verdachte was 120 kilo en het slachtoffer 70 kilo – om zich te verdedigen tegen voortdurend slaan, schoppen of krabben door het slachtoffer. Uit niets blijkt dat het toen nog nodig was om het slachtoffer te wurgen.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer.