Deze zaak kenmerkt zich door de zeer bijzondere omstandigheid dat alles nagenoeg volledig is vastgelegd op camerabeelden, hetgeen de kernbron van het bewijs is.
De verdachte heeft urenlang bij het station in Lelystad gewacht op zijn zusje van wie hij wist dat zij zich die middag in het tegenovergelegen gerechtsgebouw bevond. Toen zijn zusje en haar vriend uiteindelijk naar buiten kwamen is hij achter hen aangerend. In eerste instantie heeft verdachte zich gericht tot de vriend en een schot in zijn richting gelost. Het schot miste. Vervolgens heeft verdachte zijn vuurwapen op zijn zusje gericht, die in grote paniek over een hoge reling in het veel lager gelegen water is gedoken. Toen het haar gelukt was aan de overzijde van het water naar boven te klauteren, heeft verdachte zijn zusje over die reling in het dieper gelegen water gegooid. Verdachte is zijn zusje achterna gesprongen en heeft haar - na een korte worsteling - minutenlang onder water gehouden. Daarbij is verdachte zelfs op zijn zusje gaan staan en heeft hij op en neer bewogen terwijl hij zich vasthield aan de trap. Op het moment dat verdachte zijn handen op bevel van de politie uit het water omhoog deed, kwam haar lichaam bovendrijven met haar gezicht voorover in het water. Het zusje van verdachte is voor dood, bewusteloos, zonder voelbare of hoorbare hartslag en ademhaling, uit het water gehaald. Zonder de adequate hulp van politie en hulpverleners had zij de aanval van haar broer niet overleefd.