Het gerechtshof heeft hierbij eerst gekeken naar het verweer van de verdachte dat de wijze van zijn aanhouding, waarbij een stuk bot in zijn schouder is afgescheurd, reden zou moeten zijn voor strafvermindering. Het hof vindt wel dat de rechten van verdachte bij zijn aanhouding zijn geschonden, maar niet dat hij daardoor geen eerlijk proces heeft gehad. Net als de rechtbank ziet het hof dan ook geen aanleiding om over te gaan tot strafvermindering.
Het gerechtshof vindt dat verdachte een hele lange gevangenisstraf opgelegd moet krijgen. Verdachte heeft gruwelijke feiten begaan en de nabestaanden van Anne Faber onvoorstelbaar leed toegebracht. Ook zullen zij waarschijnlijk nooit weten wat er precies is gebeurd. Het hof weegt ook zwaar mee dat verdachte eerder jonge meisjes heeft verkracht en dat de straf die hij daarvoor kreeg nog niet eens helemaal was beëindigd toen hij Anne Faber doodde.
De licht verminderde toerekeningsvatbaarheid die de deskundigen bij verdachte hebben vastgesteld is de enige enigszins matigende factor bij de op te leggen straf.
Ter vergelding en bescherming van de maatschappij komt het hof dan ook tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren met aftrek van zijn voorarrest, net als de rechtbank.
Het hof vindt het daarnaast onverantwoord om verdachte zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij, ook omdat het risico dat verdachte weer strafbare feiten zal plegen als zeer hoog voor een zedendelict en als hoog voor een geweldsdelict wordt ingeschat. Daarom legt het hof naast de gevangenisstraf aan verdachte ook de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege op.