Door onder die omstandigheden met het schip te gaan varen is het aan de schuld van de verdachte te wijten dat het slachtoffer is overleden. Het hof acht dood door schuld bewezen.
Door toedoen van de verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Het hof begrijpt dat geen enkele straf recht zal doen aan het verdriet dat hen is aangedaan.
Het hof is van oordeel dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Met name daarom wijkt het hof af van de vordering van de advocaat-generaal, die zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van grove schuld. Zij had een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een beroepsverbod geëist.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Voor het opleggen van een beroepsverbod ziet het hof geen aanleiding.