De dochter van de erflater procedeert al jarenlang tevergeefs tegen de executeur-testamentair om inzicht te krijgen in de omvang van de nalatenschap. Zij heeft tot op heden niets uit de nalatenschap ontvangen en zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ook niets ontvangen. De executeur wordt inmiddels strafrechtelijk vervolgd. De dochter is afhankelijk van een uitkering en heeft geen enkel vermogen. Zij wordt daarom zo ernstig getroffen door de heffing van erfbelasting dat de aanslag voor haar een ‘individuele en buitensporige last’ vormt. Omdat dit in strijd is met het eigendomsgrondrecht van art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM, brengt het Haagse gerechtshof de belaste verkrijging terug tot nihil. De dochter hoeft geen erfbelasting te betalen.