Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich met haar handelen niet heeft verdedigd tegen de eerdere mishandeling, maar dat zij op dat moment zelf de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht. Daarom heeft het hof de hieromtrent door de verdediging gevoerde verweren verworpen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank had de verdachte in 2018 eveneens tot 8 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie was tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan bij het hof. Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep 9 jaar gevangenisstraf geëist. Onder meer doordat in hoger beroep de redelijke termijn is geschonden, komt het hof tot een lagere straf dan geëist.