Alle civiele dagvaardingszaken worden na het aanbrengen van de zaak in hoger beroep door een raadsheer beoordeeld op geschiktheid voor een mondelinge behandeling. Ook zaken waarin een memorie van grieven is genomen worden in de beoordeling betrokken, evenals verwijzingen van de Hoge Raad.
Als de zaak geschikt is voor een mondelinge behandeling, krijgen de partijen daarvan schriftelijk bericht door middel van een arrest, waarin datum en tijdstip van de mondelinge behandeling staan aangegeven. Het hof kan, gelet op de artikelen 127a lid 1 en 128 lid 2 Rv, pas arrest wijzen nadat is vastgesteld dat partijen het griffierecht hebben betaald. Uitstel van de datum kan eenmaal worden verleend indien daarom, onder opgave van verhinderdata van beide partijen, binnen twee weken na het arrest schriftelijk wordt verzocht. Appellant moet een kopie van het volledige procesdossier van de eerste aanleg inclusief producties, binnen twee weken na het arrest aan de griffie handel van het hof zenden. Beide partijen kunnen aanvullende stukken die niet in het dossier in eerste aanleg zitten, maar waar partijen in hoger beroep wel een beroep op willen doen, uiterlijk 10 dagen vóór de mondelinge behandeling aan de griffie Handel van het hof en aan de wederpartij zenden.
Als er voor de mondelinge behandeling al schriftelijke stukken zijn ingediend, kan een partij die er bezwaar tegen heeft dat een mondelinge behandeling wordt gehouden ten overstaan van één raadsheer-commissaris dit aan het hof meedelen. Dit kan gedurende een week nadat de memorie is genomen of nadat deze voor de mondelinge behandeling is toegestuurd aan het hof. In dat geval zal geen mondelinge behandeling worden gehouden, maar zal een rolverwijzing volgen.