In hoger beroep heeft een deskundige een verklaring afgelegd over de mate waarin de feiten aan de man kunnen worden toegerekend. De deskundige concludeert dat de man zich weliswaar bewust is van zijn strafbare gedrag, maar dat dat besef verdwijnt op het moment dat hij de handelingen pleegt. Hij wordt dan gedreven door lustgevoelens. De deskundige heeft geadviseerd om de man langdurig onder toezicht te behandelen.
Het hof neemt de conclusies van de deskundige over en verklaart de man – net als de rechtbank Limburg – verminderd toerekeningsvatbaar.